Pagina's

1 juni 2016

Het pensioenstelsel ter discussie

De zeer lage rente maakt het niet mogelijk voor een redelijke prijs een lijfrente in te kopen. Het Nederlandse pensioenstelsel volgt met de rekenrente de marktrente. Ons pensioenstelsel staat daarom op ontploffen.

De pensioenfondsen hebben zitten suffen zo is de algemene opvatting en zelf een pensioen opbouwen is veel beter. Een individuele pot. Aan het eind van de rit kun je dan niet klagen dat je met de eindsom maar een beduimeld lijfrentetje kan kopen.

Zelf sparen voor een lijfrente gaat voorlopig nog heel moeilijk. Je krijgt vlak voor je met pensioen gaat een mix aangeboden die torenhoge risico’s heeft maar afgeschilderd wordt als veilig: bijna allemaal kortlopende rentebeleggingen waarmee je op pensioendatum een lijfrente koopt die gebaseerd is op super langlopende leningen. Dat is helemaal verkeerd afgelopen voor de mensen die een bedrag gespaard hebben en net met pensioen gingen of straks met pensioen gaan. Die lijfrente is ongeveer 1/3 lager dan je tien jaar geleden zou zijn aangeboden. Men heeft tien jaar fors gespaard en het aangekochte pensioen is toch lager dan je tien jaar geleden leek te hebben.

 Zelf sparen gaat tegen beleggingskosten die zeer veel hoger zijn dan die van een pensioenfonds. Dat breekt je flink op in de eindsom. Erger nog, als je niet via een collectief spaart, moet je een beleggingsmix volgen die via je levensloop gaat. Veel verwacht rendement als je opgebouwd pensioenkapitaal laag is als je jong bent en laag verwacht rendement als je veel pensioenkapitaal hebt opgebouwd als je oud bent.
Het zal maar weinigen gegeven zijn met een individuele pensioenpot een beter resultaat te behalen dan een traditioneel pensioenfonds. Via beroep op solidariteit via het toestaan van het uitsmeren van slechte rendementen over tien jaar is er wel enige reparatie mogelijk, maar toch: je bent voor een goed pensioen ongelooflijk afhankelijk van goede beleggingsresultaten in de vijf tot tien jaar voor je pensioen en de rentestand op pensioendatum.
Tot voor kort dachten we dat de opgebouwde aanspraken een zeker pensioen zou betekenen met vrijwel zeker indexatie. Die indexatie verdween al snel achter de horizon bij veel pensioenfondsen en er wordt in de nodige gevallen zelfs in de nominale rechten gesneden. Die nominale rechten waren ons onvoorwaardelijk toegezegd. Maar nood breekt wet.

Onze buurlanden die pensioenen overwegend uit de omslag uitkeren, lijken geen last te hebben.
Er komen daarom steeds luidere stemmen dat Nederland ook tot zo’n fantastisch systeem moet overgaan. De pensioenpotten zitten wanstaltig vol, met 1/3 kan het ook mits we maar onvoorwaardelijke solidariteit van de werkenden met de gepensioneerden weten af te dwingen.

Die jongeren zijn niet georganiseerd, dus die kun je naar hartenlust plukken. Daar zijn ze toch al aan gewend en als je ze opvoedt dat het uiteraard alleen maar erger wordt, dan moet die solidariteit toch heel vanzelfsprekend zijn. Het ging immers altijd al zo. Jongeren verwachten toch al niet meer dat ze het beter krijgen dan de ouders.
Overigens, die jongeren moeten dan niet alleen de pensioenuitkering voor 2/3+ ophoesten, maar ook de hogere zorgkosten van de ouderen. Dat is een nog grotere last straks in Nederland. Vooralsnog gaat men ervanuit dat de werkenden staan te juichen als hun ouders vertroeteld worden met de beste zorg en dat ze daar graag inclusief pensioenrechten er hun halve inkomen voor willen doneren.

Ach daar is een eenvoudige oplossing voor: terug naar het pensioensysteem van Bismarck: geef ze pas pensioen als de verwachte levensduur nog maar een jaar is.

In die verwachte levensduur zaten enorme tegenvallers voor de pensioenfondsen. Al 200 jaar lang leven mensen veel langer dan verwacht. Elke zeven jaar stijgt de levensverwachting ongeveer een jaar. Tot niet zo lang geleden kwam die stijging van de verwachte levensduur vooral uit veel minder sterfte voor het 65ste jaar. Nu is die sterfte voor 65 behoorlijk laag geworden en toch gaat de stijging van de verwachte levensduur gewoon (minstens) in het oude tempo door.
Actuarissen houden door schade en schand steeds meer rekening mee dat mensen steeds langer leven na hun 65ste. Maar ze zijn daar nog steeds niet prudent mee (een prudente sterftetafel is een dure zaak voor de berekening van waarde van de verplichtingen). Men is daarom vaak buitengewoon gecharmeerd van stokoude sterftetafels en actuarissen die daarmee zwaaien worden met open armen binnengehaald zo lang de toezichthouders juist een uitzwaaidag de andere kant op forceren.

PensioenPro meldt deze week dat sinds 2000 de berekende verwachte resterende levensduur van een 65-jarige met 2,2 jaar is toegenomen (keurig in lijn met mijn vuistregel) en dat men verwacht dat deze in 2060  nog eens vijf jaar zal stijgen (lager dan de vuistregel die 6,5 jaar belooft). Men meldt uiteraard wel dat die vijf jaar zeer onzeker is, veel meer kan worden en ook minder. De historie leert dat meer standaard is. Ook dit pleit voor een Bismarcksysteem: doorwerken tot je er bijna bij neervalt tenzij jij of bij voorkeur je ouders veel gespaard (overwaarde huis bijvoorbeeld) hebben. 

1 opmerking:

  1. vervolg van de discussie
    http://beleggenopdegolven.blogspot.nl/2016/06/pensioenstelsel-verwachtingen-zijn-te.html

    BeantwoordenVerwijderen