De opkomende Landen zorgden voor een neergang op de beurzen. De HSBC PMI voor China zonk tot onder de 50 en in de nodige andere opkomende landen gingen de valuta's onderuit, Argentinië en Turkije voorop, maar ook de roebel moest het ontgelden (en Venezuela, de bolivar moet je niet als een serieuze munt zien). Er was volop politieke onrust in
de Oekraïne, Thailand, Turkije, Egypte en nog enkele andere landen.
Roubini glorieerde weer met een verhaal over de vergelijking met 1914 met nu China en Japan in de hoofdrol voor een nakende oorlog over enkele onnozele niet echt bewoonde eilandjes.
De yen was echter toch sterk tegen de dollar en de euro is ook al niet omlaag te branden.
Beleggers zochten hun heil weer in staatsobligaties (al was aardgas in de VS afgelopen week de topbelegging). De rentecurve was kennelijk te steil geworden en de onzekerheid over QE en Opkomende Landen was kennelijk een groot genoege aansporing.
De economische situatie in Europa was zeker niet de reden, de voorlopige PMI's vielen mee inclusief zelfs Frankrijk en dat is opwaartse bijstellingen voor de groei van Europa richting 1,5% aan het veroorzaken.
Ook het winstnieuws was niet de reden voor lagere koersen. In het begin vielen de winsten wat tegen, maar de afgelopen week is het totale beeld van winstverrassingen weer normaal geworden. De winstgroei in de VS lijkt aangetrokken te zijn naar 6,4% in het vierde kwartaal en dat is al behoorlijk beter dan het derde kwartaal.
Carney van de Bank of England werkte zich in de nesten door 7% niet meer heilig te verklaren in de forward guidance, maar deed niets om de angsten voor dalende werkloosheid en de gevolgen daarvan voor de rente de kop in te drukken. In de VS gaat volgende week iets soortgelijks spelen als de werkloosheid onder 6,5% daalt.
Er was weinig economisch nieuws uit de VS. De leading indicators stegen minimaal (0,1% tegen 1% een maand eerder), initial claims voor werkloosheid stabiliseerden en verkoop bestaande huizen trok weer aan.
.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten