Onze hoofdgedachte
in ons boek in 2009 was dat hoge economische groei betrekkelijk snel zou
terugkeren na de kredietcrisis. Er waren immers heel sterke groeimotoren in de
vorm van de BRIC’s en de enorme technologische vooruitgang vanwege met name de
opkomst van het internet en wat daarmee samenhangt. Er zou ongekende monetaire
stimulering blijven komen, want er was geen inflatiegevaar. De negatieve
invloeden van de demografie zouden nog wat uitgesteld worden via langer
doorwerken en de nog redelijke demografie in de VS en China.
De monetaire
stimulering zou zorgen voor hogere koersen en schuldreductie vertragen/
pijnloos maken.
Die stijging
van de koersen is er inderdaad gekomen en hoofdzakelijk voor de redenen die we
gaven (het zou beter gaan dan de naargeestige verwachtingen, er zou goede
winstgroei komen vergeleken met de groei van het BNP (want bedrijven en
individuen stonden/ staan sterk) en er zou veel monetaire stimulering komen).
Met die voorspelde mooie economische groei in de wereld ging het helemaal mis. Daar kregen de pessimisten gelijk, maar om de verkeerde
redenen. De pessimisten zagen een enorme groeiterugval door deleveraging,
afbouw van de schulden.
De schulden
zijn (ook) na de kredietcrisis enorm gegroeid wereldwijd. De schuldopbouw was
niet bij de westerse particulieren, maar bij de overheden en het bedrijfsleven
in met name China.
Het bankwezen
is behoorlijk hersteld in vooral de VS, maar er was ook herstel in Europa en
Japan. Hoe het bankwezen in China er bij staat is onduidelijk, maar dat is al
decennia zo, of een en ander te veel verslechtert is nog steeds mistig. Het
bankwezen gaf te weinig krediet om goede groei te bewerkstelligen. Eerst was
het te arm, daarna bleek de vraag van kredietwaardige partijen te zwak.
De pessimisten
zaten er niet naast dat het financiële stelsel de groei zou belemmeren omdat er
te veel schuld was opgebouwd. De effectiviteit van geldgroei om de economische
groei aan te wakkeren (zichtbaar in de dalende omloopsnelheid van geld) daalde
en daalde maar verder.
De kredietcrisis
veroorzaakte een verschuiving van de schuldopbouw in de richting van de
overheden. Daar ging het spectaculair mis in de europeriferie. (dit was
misschien wel de grootste reden dat de groei wereldwijd zo laag bleef, iets dat
we in 2009 niet zagen aankomen)
Schulden van
bepaalde overheden waren zo groot geworden dat zonder steun van de rest van de
eurozone en de ECB niet meer was voor te stellen dat je je geld als
obligatiehouder helemaal terug zou krijgen.
Bijna alle
overheden gingen bezuinigen, geheel tegen het recept van Keynes in dat je in
tijden van crisis de vraag via de overheid moet stimuleren. En dat bij extreem
lage rentes in de meeste westerse landen.
Die bezuinigingswoede kwam onverwacht, want
bezuinigende regeringen in slechte tijden zouden weggestemd worden. Niets van
dat alles. Politici die bezuinigden werden meestal juist daardoor herkozen. Je
zag het in de VS, waar de republikeinen steeds meer stemmen wonnen via nog meer
bezuinigen, in Duitsland waar de zuinige Merkel een enorm stemmenkanon bleek, in het VK waar
de conservatieven herkozen werden en ook in o.a. Nederland waar Rutte werd
gekozen op bezuinigen.
Wij zagen die
doorgaande bezuinigingen niet aankomen. De negatieve bijdrage van de overheid
aan de Amerikaanse groei na 2011 was groot en ongekend hardnekkig. Pas in 2016
draait dit beleid waarschijnlijk. Demografie maakt bezuinigen waarschijnlijk (hier
is nog geen duidelijk antwoord op gekomen vanuit de theorie, vooralsnog wijst
de theorie er nog op dat bezuinigen niet goed is geweest voor ten minste groei
op korte termijn) nodig om de overheidsschuld niet uit de hand te laten lopen,
maar waarom moest dit hersenloos via een soort kaasschaafmethode. Bij deze lage
rentes moeten overheden investeren, in infrastructuur en/of intellectueel
kapitaal via onderwijs en r&d.
Die doorgaand
negatieve invloed van de overheid op de economische groei zagen we niet
aankomen, met als extreme uitwas de eurocrisis. We zagen de keer in de groei
van de Emerging Markets ook niet aankomen.
Ja, de groei
in China zou gaan afzwakken, maar dat zagen we pas na 2018 echt gebeuren. China
zou een soort groeitraject als dat van Japan en Zuid Korea blijven afleggen.
Hoge groei die langzaam minder zou worden totdat er een probleem zou komen met
overinvesteringen. Dan zou het overigens behoorlijk mis kunnen gaan, want
centraal geleide economieën zijn niet flexibel genoeg, laten het schuiven van
de machten niet toe.
Andere
Emerging Markets zouden flink blijven doorgroeien, het recept hiervoor is nu
voldoende bekend en via de communicatierevolutie moeten regeringen uitkijken
met tegen de belangen van het volk in te gaan via ostentatieve zelfverrijking. Grondstoffenprijzen zouden verder stijgen, er
was gewoon te weinig koper en olie.
De daling van
de grondstoffenprijzen door minder nominale groei van het BNP in China tegen
een niet meer sterkste valuta in de wereld kwam ook voor ons onverwacht, jaren
eerder. Zoals bijna altijd onderschat men de kracht van hoge
grondstoffenprijzen op nieuwe investeringen voor hogere productie en minder
verbruik. (Het omgekeerde trouwens ook).
De derde
misser in ons economisch verhaal was de gedachte dat het sterk staan van de
machten individuen en bedrijfsleven genoeg was voor een voorspoedscenario. Het
was inderdaad goed genoeg voor een herstel van de koersen en daarmee de asset
economy, maar niet genoeg om de consumptie aante wakkeren. Ook de
investeringsgroei was zwakker dan we dachten omdat men massief door bleef gaan
met financial engeneering
via o.a. inkoop
van eigen aandelen. De opkomst van individuen als macht in plaats van werknemers,
employees, is inderdaad heel belangrijk geweest en essentieel om uit te leggen
wat er gebeurde in de economie. De consument kwam sterk te staan via lagere
prijzen, weinig pricing power, maar de inkomensongelijkheid nam toe. De
middenklasse werknemer kreeg het relatief steeds slechter. Wij dachten dat de
meeste mensen wel onder de noemer individu waren te scharen, je nam ze mee als
huizenbezitter, kenniswerker, zorgmedewerker. Iedereen zat toch op internet en
had zijn netwerk via bijvoorbeeld Facebook. Maar het bleek dat maar een klein
deel van de westerse mensen kon profiteren van individualisatie, globalisatie,
de kenniseconomie. Het was meer LinkedIn dan Facebook dat zorgde voor een
sterke positie in de wereld. Hiermee samenhangend is er ook een teloorgang
gaande van de vaste baan. Er komen steeds meer tijdelijke contracten met hun
lagere lonen en grotere baanonzekerheid. Daarmee legt men in Japan uit waarom
de nominale lonen er gemiddeld daalden in het afgelopen decennium.
De vierde misstap
was met de demografie en de daarbij horende krimp van de beroepsbevolking in veel westerse landen. De vergrijzing zagen we aankomen en gaven daar
behoorlijk wat aandacht aan. Men zou langer gaan doorwerken (sic) en daarom zou de
echte klap pas later komen. De zorgklap komt pas als de babyboomer 75-80 wordt,
niet als hij 65 wordt. De wat rijkere pensionado begint zijn bezittingen niet
te liquideren als hij 65 is, maar pas op ongeveer 70-72 (dat was juist, het
lijkt zelfs nog wat later te komen door al dat doorwerken van vooral
kenniswerkers). Maar de productiviteit van de oudere werknemer neemt af (niet
zo veel overigens) en houdt de gemiddelde stijging van de productiviteit tegen.
Ook al door meer deeltijdwerk. Ouderen consumeren ook minder tot de tijd dat ze
hulpbehoevend worden.
Een vijfde
tegenvaller zat hem in de productiviteitsgroei. Dit kwam niet alleen door het
stijgend percentage oudere werkenden, al is de invloed daarvan verrassend
weinig beschreven in de economische theorie. Ik denk dat het vooral komt door
de overschakeling van dingen kopen naar beleven. Relatief sterke groei van de
dienstensector en krimp van de maakindustrie. Productiviteitsgroei in de
industrie is altijd veel hoger geweest dan in de dienstensector. Bij de
overheid is de productiviteitsgroei eeuwig op 0 gedefinieerd.
Ik zie heel wat
meetproblemen. Het aantal ambtenaren is relatief flink afgenomen en de
dienstverlening heeft er niet noemenswaardig onder geleden. Daar was dus
productiviteitsgroei. Er is in het bedrijfsleven een cultuur van doorgaande
kostenbesparing en reorganisaties ontstaan. Om de een of andere reden komt dit
niet goed terug in de productiviteitsgroeicijfers. Een ander probleem is dat
door internet ineens allerlei diensten gratis of bijna gratis zijn. Heel de netwerkcultuur
van Facebook zit nauwelijks in het BNP. De laatste jaren zit intellectueel
kapitaal eindelijk in de investeringen. Waarschijnlijk niet goed. De
kennisexplosie van het afgelopen decennium is niet al te opwindend te zien in
de waarde van intellectueel kapitaal in de berekeningen voor de groei van het
BNP.
Er zijn ook de gewone
argumenten waarom de gemeten productiviteitsgroei bijna is verdwenen: er is
gewoon te weinig geïnvesteerd in het westen in het afgelopen decennium (dat
gebeurde immers al in China) en daardoor moest de groei van de productiviteit
wel een deuk krijgen. Maar ik denk dat de overschakeling naar beleven (en
verzorgen) de hoofdoorzaak is voor de terugval van de productiviteitsgroei en
in mindere mate minder fysieke investeringen en vergrijzing. De technologische
vooruitgang versnelt eerder dan dat die vertraagt getuige de kennisexplosie sinds
internet (ook al denken Gordon en Grantham hier heel anders over http://beleggenopdegolven.blogspot.nl/2012/11/gordon-groei-amerika-is-voorbij-door.html, o.a. door de
terugval in productiviteit die je krijgt als je overstapt van goedkope fossiele
brandstoffen naar dure alternatieve energie).
Geen opmerkingen:
Een reactie posten