De rentecrash keerde op donderdag, voorlopig althans. Stijgende economische groeiverwachtingen voor de eurozone en verdwijnende deflatieangsten werden als hoofdredenen genoemd voor de grote rentestijgingen vanaf historisch nooit eerder vertoond lage niveaus. De markt was verbaasd door de omvang van de stijgingen omdat de ECB nog steeds in landen als Duitsland meer dan alles wat uitgegeven wordt aan staatsleningen opkoopt. Dat verbaasde Bill Gross die veel opties geschreven had, zodat hij niet kon profiteren van zijn ongekend goede tweet dat Duitse obligaties de short of a lifetime was. Een rente van 1 à 2% op tienjaars Duitse leningen is onvermijdelijk vindt hij. Zorgelijk was verder dat de liquiditeit uit de markt viel bij deze grote rentestijgingen.
Op vrijdag waren er weer kopers genoeg om zich vol te laden op rentes die nog steeds op historische dieptepunten lagen.
In de VS speelt nu het super taper tantrum thema. Taper tantrum was de rentestijging vanwege de voornemens van de FED de QE aankopen te verminderen. Nu heb je het voornemen om de rente te gaan verhogen, dat is super vergeleken met het oude taper tantrum.
De aandelenbeurzen gingen met de obligatiekoersen omlaag door de zorgen over liquiditeit, herbalancerende pensioenfondsen richting vastrentend, en uitlatingen van Yellen dat aandelen te duur zijn en er roekeloze risico's genomen worden met credits. Net als bij Greenspan (irrational exuberance) maakt dit maar kort indruk, maar Greenspan verhoogde daarna wel de rente.
De afgelopen week kwam het belangrijkste cijfer weer naar buiten, de werkgelegenheidsgroei in de VS. Met 223.000 was dit vrijwel gelijk aan de consensus. De markt vond het Goldilocks, want je kon herstel van de groei zien, maar door de neerwaartse herziening over februari en maart denkt men dat de FED de rente niet kan verhogen in juni (en september). De werkloosheid daalde verder naar 5,4%, ook de brede U6 werkloosheid daalde, al is deze nog steeds veel te hoog. De uurlonen stegen slechts 0,1%. Door de dalende productiviteit (-1,9% in het eerste kwartaal en -2,1% in het vierde kwartaal) stegen de arbeidskosten per eenheid product met 5% in het eerste kwartaal (vierde kwartaal +4,2%).
De ISM non manufacturing steeg van 56,5 naar 57,8 en bevestigde daarmee dat de groei in het tweede kwartaal aan het aantrekken is. Dat moet ook, want de extreem tegenvallende handelscijfers over maart (import enorm omhoog en export omlaag) horen te leiden tot een neerwaartse herziening van de economische groei van +0,2% naar ongeveer -0,5% in het eerste kwartaal.
Initial claims bleven zeer dicht bij het dieptepunt van de cyclus, doorgaande stijging van de werkgelegenheid signalerend.
De PMI's in de eurozone bevestigden dat het duidelijk beter gaat in Duitsland, Spanje en zelfs Italië, maar dat Frankrijk het nieuwe zorgenkind is.
In het VK wonnen onverwachts de conservatieven glorieus de verkiezingen en een referendum over brexit wordt onvermijdelijk, al zal het nog wel een tijdje duren voor hierover gestemd mag worden.
In China vielen de PMI's weer tegen. Naast monetaire stimulering is nu ook fiscale stimulering noodzakelijk geworden om de groei boven 6,5% te krijgen.
In Japan stegen de PMI's en is er enige verbetering van de economische groei zichtbaar aan het worden.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten