Mijn eerste vakantie naar het zonnige zuiden was in 1959. Dat was een hele onderneming, want van alles werd van huis meegenomen. In drie dagen reed mijn vader naar Imperia. 50 km per uur was al een mooi gemiddelde, want je moest dwars door elke stad en dorp rijden en daarom had je drie dagen nodig. De derde dag werd het ineens mooi weer. Bij de grens bij Ventimiglia raakten vele auto's oververhit bij het lange wachten. We gingen naar het strand in San Remo en dat betekende vaak lang wachten bij de spoorwegovergang. Nu is het spoor verplaatst en dwaal je een kilometer door de gangen van het nieuwe station om het perron te bereiken. Ik herinnerde me dat ik 100 lire kreeg om een ijsje te kopen, maar dat lukte niet. De afzetters moesten 120 lire hebben en sindsdien is Italië in mijn gedachten erg duur. Later zag ik dat je voor het bestek moest betalen, het brood, water, 12% bediening enzovoort. Ik at voor de eerste keer spaghetti en dat terwijl op het buurtafeltje een kreeft levend in kokend water werd gegooid. Dat was een enorm gekrijs voordat finis vitae intrad. In 1959 was de zomer erg mooi in Nederland en daarna probeerde mijn vader ons weer uit in Katwijk. Na twee verregende koude jaren was hij daarvan genezen en werd steeds het zonnige zuiden opgezocht.
Deze keer was Italië niet meer zo veel duurder dan Nederland, het weer was prachtig en in Italië is veel te zien. In Ventimiglia was veel meer te zien dan een moeizame grensovergang, terwijl het een goede uitvalsbasis is voor Monaco en Menton. Genua heeft grandeur. La Spezia als uitgangsbasis voor Cinque Terre, de vijf leuke dorpjes. Na een uitputtende wandeling Vernazza bereikt vanuit het laatste dorpje. Puf puf door al dat geklim, maar de moeite waard.
Italiaanse restaurants zijn daar teleurstellend vaak slechte pizzeria's geworden. Fish and chips, alles gefrituurd en dikke pizza's. Groente was schaars. Er waren natuurlijk nog steeds wel goede Italiaanse restaurants, maar op Sicilië bijvoorbeeld had ik beter gegeten.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten