Hieronder herhaal ik de posten op mijn blog van 13 maart en 10 maart
Drie jaar geleden moest ik prikkelende stellingen verzinnen voor een discussiebijeenkomst met pensioenfondsklanten in verschillende sessies. Mijn stelling: “Het pensioenstelsel klapt gegarandeerd!” werd uiteraard te gevaarlijk bevonden om te bediscussiëren. Zo veel prikkel was te veel van het goede.
Ik had vier goede redenen, die overigens nog steeds gelden, dat er een grote kans was dat het Defined Benefit pensioenstelsel onhoudbaar zou kunnen worden. Aan de beleggingskant loerden twee risico’s: een met veel hogere kans dan waarmee men rekening hield op een zeer negatief rendement op zakelijke waarden (=afstempelen op verplichtingen dreigt dan; in ALM studies zou dat hooguit eens in 1000 jaar gebeuren, maar een blik op beleggingsreeksen leerde dat dit eens in de ongeveer 25 jaar gebeurde) en een met wel degelijk niet te verwaarlozen kans een te lage zeer lange rente (=pensioenpremie wordt dan onbetaalbaar; bij een 30-jaar rente die enige tijd onder ongeveer 2.5% blijft is het denk ik onmiddellijk einde oefening voor Defined Benefit). Aan de verplichtingenkant had je ook twee grote risico’s: het langlevenrisico (=onvoorwaardelijke verplichtingen fors onderschat omdat we veel ouder worden dan de oude sterftetafels toen aangaven, dit moet bijgefinancierd worden) en de gemiddelde doorsneepremie (die zorgt ervoor dat iemand per jaar tegen dezelfde premie even veel pensioenrechten opbouwt als % van het inkomen of je nou 25 bent of 64; dit leidt tot grote winsten op jongeren die de grote verliezen van de 55-plussers moeten compenseren; dit is onhoudbaar als er te weinig jongeren zijn).
De eerstgenoemde drie risico’s hebben nog harder toegeslagen dan ik toen voor mogelijk hield en worden nu goed (misschien wel te goed) onderkend. Over het vierde risico blijft het nog muisstil, maar vooral dit is een onhoudbare situatie.
Het artikel vandaag van Onno Steenbeek in Het Financieele Dagblad: “Geef pensioenfondsen ruimte” is me om een vijfde risico (uitgaan van een te laag rendement) voor de houdbaarheid van het pensioenstelsel uit het hart gegrepen. De ondertitel: “laag inboeken van rendementsopbrengst leidt tot massale versobering regelingen” slaat de spijker op zijn kop. Als we prudent toegeven aan het advies van de commissie Don dat het verwacht rendement van aandelen 6% moet zijn, is het huidige Defined Benefit systeem nog sneller ten dode opgeschreven dan nu al het geval is. Bij de 7% zoals de verstandigere sociale partners voorstellen vallen de berekeningen veel minder rampzalig uit. Het is dan veel beter mogelijk om een enigszins geïndexeerd pensioen op te bouwen tegen enigszins betaalbare premies.
Die 1% maakt een wereld van verschil. Zoals Steenbeek opmerkt kan die 1% het pensioensysteem de nek breken. Het lijkt niet veel maar de ervaringen in Engeland hebben geleerd dat op het oog betrekkelijk kleine verslechteringen desastreus zullen zijn.
Het bestaansrecht van collectief sparen in een kapitaaldekkingsysteem voor een pensioen bij een stabiele demografie is weg als het (verwacht) rendement lager is dan groei van het nominale BNP (Aaron conditie). Dan kun je beter een omslagstelsel hanteren.
Ik blijf uiteraard van mening dat goede rendementen mogelijk zijn –Voorspoed komt! zegt ons boek Beleggen op de golven immers- en pensioenfondsen houden daarom hun bestaansrecht als ze maar voldoende in zakelijke waarden beleggen (en hun risico acceptabel houden door het renterisico grotendeels te matchen). Te veel pessimisme zie ik nu als het grootste gevaar voor het voortbestaan van het Defined Benefit systeem.
En uiteraard blijf ik van mening dat een Defined Benefit pensioensysteem een zeer waardevol goed is, iets dat zeer de moeite waard is om voor te vechten.
De grootste bedreiging voor het pensioenstelsel zit in nieuwe boekhoudregels. In Nederland zijn die voor pensioenfondsen neergeslagen in het nieuwe Financiële ToezichtsKader (nFTK).Voor het bedrijfsleven is dat o.a. IAS19.
Wat er gebeurt is dat een en ander zo veel mogelijk op marktwaarde moet worden gewaardeerd. Die marktwaarde fluctueert verschrikkelijk, zowel aan de verplichtingenkant als aan de beleggingskant.
Voor pensioenfondsen betekende dit een diepgaande analyse van derivaten om o.a. het renterisico af te dekken en een veel betere risicoanalyse. Er was en is ineens een sprong in de kennis van bestuurders nodig.
Voor het bedrijfsleven betekent dit dat over enige tijd (2012?) de resultaten van het pensioenfonds keihard de resultatenrekening binnenkomen, veel harder dan bij de huidige uitgesmeerde methode van nu ("corridormethode").
De winsten en verliezen en de actuariële tekorten kunnen gigantisch zijn vergeleken met de resultaten uit normale bedrijfsvoering en de balans.
De logische reactie van het bedrijfsleven is zo snel mogelijk van die pensioeninvloeden af te komen. Dat veroorzaakt een enorme druk om over te gaan van defined benefit naar defined contribution.
Die overgang betekent dat nieuwe pensioenspaarders in een defined contribution systeem komen, waarbij ze geen zekerheid meer hebben of ze genoeg bij elkaar gaan sparen voor de oude dag. Ze zijn helemaal afhankelijk van het rendement op hun beleggingen. Dat rendement heb je niet in de hand. Je kunt zo maar tegen een lange periode van zeer lage rente en/of zeer negatieve rendementen op zakelijke waarden aanlopen.
Ik heb wel eens berekend dat bij defined contribution ca. 40% van je pensioenresultaat behaald wordt in de laatste tien jaar voor je met pensioen gaat. Als dat toevallig slechte beleggingsjaren zijn ben je erg slecht af. Het is veel beter dit soort invloeden solidair glad te strijken over de generaties heen. 100% glad strijken is niet redelijk bij een vergrijzende samenleving, maar een behoorlijke solidariteit is toch wel broodnodig. Je kunt tegen mensen met een modaal inkomen straks toch niet gaan zeggen dat ze op een houtje moeten bijten omdat de beleggingsresultaten in de afgelopen tien jaren zo slecht waren. Je kunt dat risico uiteraard verminderen door zo risicoloos mogelijk te beleggen in de laatste tien jaar, maar dan bouw je zeer flink minder pensioen op dan gemiddeld zou gebeuren in een solidair defined benefit systeem.
Het bestaansrecht van een pensioenfonds is het goede rendement op lange termijn vergeleken met de lange rente (die op lange termijn gemiddeld in de pas loopt met de groei van het BNP) en dat is vooral ook een goed rendement, omdat een pensioenfonds zo'n lange horizon heeft en in het solidaire geval ook nog (beschaafd!) risico kan nemen voor 55-65 jarigen en ouder. Nederlandse pensioenfondsen zijn in staat die goede rendementen te genereren als ze niet te pessimistisch worden en zijn daarom zo'n grote aanwinst voor de Nederlandse economie!
N.B. Het voortbestaan van het Defined Benefit system hangt vooral af van het optimisme dat het bedrijfsleven en de vakbonden over een paar jaar zullen hebben over de mogelijkheden voor een pensioenfonds om een voldoende rendement te behalen: de rekenrente mag niet te ver onder 4% liggen (anders wordt premie onbetaalbaar), er moet een goed vooruitzicht zijn dat (met bijvoorbeeld een portefeuille van 40% zakelijke waarden en 60% vastrentende waarden) een extra rendement mogelijk is waarbij je kunt indexeren voor inflatie (ongeveer 2% extra) en waarmee je het langlevenrisico kunt opvangen (ongeveer 1% extra nodig).
De afgelopen 140 jaar was dit gemiddeld mogelijk (zie onze beleggingskaart waarin je kunt zien dat er reële koersstijging is op aandelen en je ook nog inkomen uit dividend krijgt)). Het is dus niet zo onredelijk om te verwachten dat het in de komende 50 jaar ook kan.
Als men toegeeft aan de maatschappelijke druk of omdat men ertoe gedwongen is door de lage dekkingsgraad om vrijwel niets meer in zakelijke waarden te beleggen, is het in ieder geval snel gedaan met het Defined Benefit systeem.
N.B. Nogmaals: De meningen zoals geventileerd in mijn blog zijn op persoonlijke titel en kunnen en zullen in diverse gevallen afwijken van de mening van F&C.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten