2 februari 2010

Het einde van de derde weg


Bos maakte in zijn den Uijl lezing van 25 januari 2010 korte metten met het derde weg denken van Kok. De socialistische veren moeten weer opgeklopt worden.
De lezing heet: De derde weg voorbij.
NRC: Bos stelt: het ging Kok erom dat dat de sociaal democraten de markt eindelijk als realiteit gingen zien. Bos is een diepe greppel aan het graven om de verzorgingsstaat heen. Marktwerking werkt niet goed in de zorg [en het staat niet ter discussie dat het niet kan bij defensie, politie etc].
Gek toch dat we steeds de nieuwe politieke wind willen laten komen van de denkers van de PvdA. Natuurlijk zitten we omhoog met het nieuwe denken van de PVV.
Maar toch, men verwacht een nieuw denken van Bos en niet een geschrift van Balkenende of Rutte.
Bos: "Clinton maakte het grotere publiek bekend met de term Derde weg. Ik [Bos]citeer: „We haved moved pastthe sterile debate between those who say Government is the enemy and those who say Government is the answer. My fellow Americans, we have found a third way.‟
Blair stelde dat De Derde Weg met name een antwoord moest bieden op de sociale gevolgen van de technologische vooruitgang en de globalisering, waardoor kennis en informatie steeds belangrijker werden. Deze nieuwe uitdagingen betekenden dat links nieuwe manieren moest vinden om de traditionele waarden uit te dragen. Die waarden - gelijkwaardigheid, gelijke kansen, verantwoordelijkheid en gemeenschapszin - waren en bleven essentieel voor een rechtvaardige samenleving. Die radicaal andere aanpak was vooral pragmatisch. Ideologie hoorde bij Oud Links. Vanaf nu ging het erom te doen wat werkt.
Het ging bij de Derde Weg vooral om de volgende drie elementen. Eén: een relativering van de staat als enig instrument om de samenleving te veranderen. Twee: een herwaardering van de markt, ondernemerschap en globalisering als welvaartscreërende krachten die ons in staat stellen ook sociaal beleid te voeren. Drie: ruimte maken voor de verantwoordelijkheid die mensen zelf kunnen nemen in een verstandig evenwicht tussen rechten en plichten en met als doel ontplooiing.

In de praktijk kwam de combinatie van deze drie uitgangspunten er op neer dat het gat dat een terugtredende overheid liet ontstaan opgevuld moest worden door ofwel markt, marktprikkels en ondernemerschap dan wel door “empowered individuals” die hun
verantwoordelijkheid namen of moesten nemen".
Bos: die marktwerking sloeg door.
Op 9 november 2009 verscheen er een bericht op teletekst pagina 127: "Steun voor kapitalisme neemt af. Wereldwijd is maar elf procent van de mensen tevreden met het kapitalistische systeem. Volgens een BBC-peiling onder 29.000 mensen in 27 landen wil de meerderheid hervormingen en eerlijker verdeling van de welvaart. De val van de Muur werd door velen als een overwinning van de vrije markt gezien. Twintig jaar later is alleen in de VS en in Pakistan nog meer dan 20% van de mensen enthousiast over het systeem. Vooral in Frankrijk, Mexico en Brazilië is men negatief. Bijna overal wil een meerderheid dat de overheid sterker ingrijpt. Alleen in Turkije is een meerderheid daartegen."
Wat is er gebeurd met het kapitalisme? Het internationale bedrijfsleven of althans delen daarvan, vormden steeds meer een eigen gemeenschap, met eigen normen en een eigen moraal. Met als meest pregnante voorbeeld de krankzinnige beloningen die normaal moesten worden gevonden.
Een tweede verandering betrof de invloed op machtsverhoudingen. Werknemers verloren
macht ten opzichte van het ondernemingsbestuur. Regeringen verloren macht ten opzichte van multinationale ondernemingen. En de dynamiek op markten werd zo groot dat het steeds moeilijker werd voor regeringen om deze markten goed te ordenen.

Tegenover het neoliberale There Is No Alternative [TINA]staat There Are Real Alternatives. Ons vermogen politiek relevant bezig te zijn staat of valt met onze overtuiging verschil te kunnen maken. Te lang hebben de neo-liberalen
ons proberen te doen geloven dat globalisering een anonieme onvermijdelijke beweging was die over ons heen kwam en waar je niet onderuit kon, met zijn allen richting steeds Angelsaksischer economische ordening, een steeds kleinere collectieve sector en steeds vrijere markten.
Maar na de crash van vorig jaar en de regeringswisseling in de Verenigde Staten weten we beter. Ook globalisering is maakbaar. Misschien niet in Nederland, maar wel in de Verenigde Staten en in internationaal verband zoals de G20. Plotseling blijkt globalisering geen anonieme en autonome ontwikkeling te zijn maar maakbaar in Washington. Meer regulering van markten blijkt opeens wel mogelijk. De politiek blijkt zich wel met bonussen te mogen bemoeien. Het beleggingsbeleid van banken kan wel ter discussie komen.
Nog steeds is voor Nederland globalisering groot en ongrijpbaar en kunnen we daar in ons eentje niet zoveel aan doen. Maar in het Amerika van na de crisis en met Obama aan het roer blijkt globalisering op Amerikaanse en dus op wereldschaal wel degelijk beinvloedbaar. Dat is winst en dat biedt hoop.

Scandinavische landen laten al jaren zien dat ook met een grote collectieve sector economieën goed kunnen groeien én evenwichtige inkomenspolitiek kunnen voeren én voorop kunnen lopen met duurzaamheid. [meer duurzaamheid via een socialistische overheid?]
Zorg werkt niet volgens markteconomie:Het zorgverzekeringsstelsel in Nederland is hier een goed voorbeeld. In naam gaat het daarbij om marktwerking in plaats van staatssturing. Maar de doelmatigheidsvoordelen die dat op zou moeten leveren worden stelselmatig teniet gedaan door compenserende regelgeving. Consumenten betalen een hoge premie om ze bewust te laten zijn van de kosten van zorg en hen zo aan te zetten tot efficiënt keuzegedrag; maar om redenen van rechtvaardigheid compenseren we de meerderheid van de consumenten met een zorgtoeslag. Verzekeraars worden geacht efficiënt zorg in te kopen om zo winst te kunnen maken; maar als ze met slechte risico's bljven zitten wordt dat nagecalculeerd en vergoed. Zorgaanbieders mogen aanbieden al naar gelang de vraag; maar als het te duur is legt de overheid kortingen op. Resultaat is een zodanige bureaucratie en regeldichtheid dat mij de
vraag wel bezig houdt welke doelmatigheidsvoordelen per saldo over blijven. Misschien moet de conclusie vooral zijn dat marktwerking maar beperkte voordelen biedt op gebieden waar inkomenspolitiek en toegankelijkheid de publieke belangen zijn die niet in het geding mogen komen; die vragen dan immers om heel veel compenserende regelgeving die de doelmatigheidsvoordelen teniet kunnen doen.

Er is slechts één probleempje met economische socialistische politiek: het past zo slecht in modellen. Die dure auto en dat mooie speelgoed allemaal wel. Maar veiligheid, zorg, natuur, milieu en rechtvaardigheid allemaal veel minder. Die economen weten dat allemaal wel en zetten in hun voetnoten precies uiteen welke beperkingen hun modellen allemaal hebben. Maar het effect op het publieke debat en op het maken van beleid is ondertussen funest.

Ik [Bos] zou liever een andere les trekken en dat is dat we vooral realistisch moeten zijn over de markt. In dat licht kan het verstandiger zijn de markt af te schermen dan haar trachten te temmen. De markt gedraagt zich soms als Bokito. Je kunt heel lang denken dat je hem onder controle hebt maar op een dag doet hij toch wat zijn reflexen hem ingeven. Uiteindeljk geeft een hele brede diepe greppel meer zekerheid dan een goede dompteur.
Zo is het vaak ook met de markt. De markt kan enorm veel welvaart, innovatie en werkgelegenheid genereren maar draait uiteindelijk altijd om commercieel gewin. Dat motief kan in heel veel sectoren van de economie heel veel goeds doen en dient daar ook volop de ruimte te krijgen. Maar het kan ook haaks staan op publieke belangen. De vraag is dan hoe je die borgt.

In theorie kun je de markt in toom houden door randvoorwaarden te definiëren die
het publiek belang moeten borgen. Maar los van het feit dat het heel moeilijk is om dat waterdicht te doen en het vaak tot hopeloos veel regels leidt waarmee veel beoogde doelmatigheidsvoordelen weer verloren gaan, wordt de publieke sector professional in zo'n constellatie primair op zijn marktmotivatie aangesproken en niet op zijn publieke dienstverleningsmotivatie. Dat leidt uiteindelijk ook tot andere keuzes. Ten nadele van het publieke belang. Het is om deze reden dat ik een paar jaar geleden besloot om -in tegenstelling tot wat mijn voorganger van plan was- Schiphol niet naar de beurs te brengen.
Een directie die primair winst en aandeelhouderswaarde moet maken kan nog zoveel publieke randvoorwaarden opgelegd krijgen, uiteindelijk neemt die toch andere beslissingen dan een directie die zich primair laat motiveren door de publieke opdracht voor Schiphol.Ik ben ervan overtuigd dat veel bureaucratie, onduidelijkheid en traagheid in onze publieke sector veroorzaakt wordt door het feit dat we niet duidelijk kiezen tussen markt- of publieke aansturing. Van zorg tot corporaties. Ik pleit niet tegen een rol voor het maatschappelijk middenveld maar ik pleit wel voor duidelijke keuzes bij de aansturing.

Wat wij de afgelopen jaren hebben aanschouwd was dus ook een waardencrisis over de
balans tussen excessen en matiging, tussen lange en korte termijn, tussen status najagen en dienstbaarheid, tussen roekeloosheid en verantwoordelijkheid. Onze nieuwe en noodzakelijke houding ten opzichte van het kapitalisme vraagt dus uiteindelijk ook om een opvoeding tot burgerschap en een aan het algemeen belang dienstbare élite".
Bos sluit af met : "Zoals zo vaak hebben ook hier de liberalen het beter begrepen dan de neo-liberalen. Adam Smith, de man die als eerste overtuigend opschreef hoe de markt welvaart kon creëren wist als geen ander hoe belangrijk tegelijkertijd ook morele keuzes waren: " [The] disposition to admire, and almost to worship, the rich and the powerful, and to despise, or, at least, to neglect persons of poor and mean condition...is...the great and most universal cause of the corruption of our moral sentiments." "
N.B. volgens Zapruder komt de foto uit een Iraakse nieuwsuitzending.
Ik mis de puinhopen van paars.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten