Diverse woorden waren heel erg in gedurende 2010.
Je had die van het wereldkampioenschap voetballen: vuvuzela, het bavariameisje (deze verdorn het zeilmesije van 2009), balansbandje (een en ander met de nodige sponsorhulp).
De typisch Nederlanse actualiteit: damschreeuwer, zoutkaartje, gedoogregering, afstempelen, huilie huilie.
Uit de technolgie komen de veramerikaanste nieuwe woorden: iPad, pingen, smart phone, smart grid, 3D printing/ TV, cloud computing en vooral natuurlijk apps (wat zijn we tegenwoordig zonder apps?)
De economie voorzag ons ook van nieuwe modewoorden: knoflookcrisis/ PIGS (of soms GIPS, dan is de overgang van Griekenland naar junk status waardoor de club med die nog investment grade is, wat fatsoenlijker genaamd), het Nieuwe Normaal (begint gelukkig al weer out te worden), dubbele dip, afstempelen van pensioenverplichtingen, QE en QE2.
Op de beurs: perma bear (gaat hopelijk niet uit de mode, anders is er geen wall of worry), Hindenburg Omen, kruis des doods, staartrisico, stress test.
Vanuit de opkomende landen komen nog maar weinig nieuwe woorden. Ik heb het gehad over jugaad, shanzhai en een beetje rare earth metalen die China vaak voor ongeveer 97% produceert.
Voor 2011 ik zie ik: dubbel herstel voor de economie, bijstempelen, 1994 rentescenario, stuxnet, aandelenbubbel, never fight the ECB/ FED/ BOJ, voor opkomende markten: BRICS (inclusief Zuid Afrika), MINTS (Maleisië. Indonesië, Nigeria, Turkije, Saudi Arabië), next 11.
vreemd was dat de Ruttenorm nog niet in het taalgebruik is opgenomen in plaats van de Balkenendenorm
BeantwoordenVerwijderen