10 februari 2011

Pensioenfondsen schandalig rijk, laat ze maar belasting betalen (1992)

Tijden veranderen. In 1992 was de Brede Herwaarderingsdiscussie volop gaande. De politiek was het ermee eens dat die schandalig rijke pensioenfondsen eens flink belasting moesten gaan betalen op hun overreserves. In Trouw stond hier een aardig artikeltje over (http://www.trouw.nl/krantenarchief/1992/09/09/2716893/Erop_of_eronder_voor_de_pensioenfondsen.html, Mario Hooghiemstra bedankt voor de tip)). Dankzij de Raad van State is een en ander nog goed gekomen voor de pensioenfondsen, anders waren ze nog veel armer geweest via legale diefstal via belastingen.

In het artikel staat o.a.:
Die munitie kunnen de pensioenfondsen best gebruiken. Vandaag ondernemen ze in Den Haag een (nieuwe) poging de Tweede Kamer ervan te weerhouden in te stemmen met de plannen van het kabinet die bekend zijn geworden onder de benaming 'brede herwaardering'. Tot nog toe hebben hun argumenten op regering en volksvertegenwoordiging niet veel indruk gemaakt. Vandaag mogen ze hun bezwaren nog eens mondeling geven tijdens een hoorzitting in de Tweede Kamer.

Bij de brede herwaardering gaat het om het afromen van duurzame vermogensoverschotten. Het kabinet vindt dat veel pensioenfondsen inmiddels te veel vermogen hebben opgebouwd, waartegenover geen verplichtingen staan. Nu worden pensioengelden pas belast, op het moment dat ze worden uitgekeerd. Het kabinet zou de fiscus graag eerder willen laten profiteren van de flinke pot met geld - het kabinet schat op zo'n 19 miljard gulden - die er nu staat. Reden voor het kabinet om een heffing van 40 procent voor te stellen over die vermogensoverschotten.

Nu gaat zo'n heffing niet onmiddellijk in. Die dreigt pas als een pensioenfonds gedurende vijf jaar achtereen een vermogensoverschot heeft. Het fonds krijgt in die jaren de kans om het overschot weg te werken door bijvoorbeeld de premies te verlagen, de pensioenrechten voor de deelnemers te verbeteren of premies terug te betalen.

De fondsen hebben zich van meet af aan verzet tegen het plan. Ze beroepen zich erop dat ze hun reserves nodig hebben om te kunnen voldoen aan hun verplichtingen jegens de pensioengerechtigden. Bovendien zijn ze bang dat de premies voortdurend op en neer gaan, als een fonds probeert aan de heffing te ontsnappen.

Bij de indiening van het wetsvoorstel, in 1989, had de Raad van State (het hoogste adviesorgaan van de regering) zware kritiek. Volgens de Raad toonde het kabinet niet overtuigend aan dat de pensioenfondsen beschikten over duurzame overschotten. De Raad was zo fel tegen, dat hij de regering het uitzonderlijke advies gaf het wetsvoorstel maar niet in te dienen.

Het kabinet negeerde dat advies en stuurde het wetsvoorstel in juni 1989 naar de Tweede Kamer. Die had weliswaar wat voorstellen voor wijzigingen, maar deelde wel het uitgangspunt van het kabinet. Tot oktober 1990 verliep de schriftelijke gedachtenwisseling tussen Kamer en regering in een normaal tempo. Na oktober 1990 viel het stil. Het kabinet was aan zet, moest reageren op een aantal suggesties van de Kamer (zoals het niet over een kam scheren van de pensioenverplichtingen van alle fondsen), maar wachtte daarmee zo lang, dat de dreiging voor de pensioenfondsen even weg leek.

Maar in juni dit jaar kreeg het kabinet haast. Het kwam in conflict met het PGGM (het pensioenfonds voor de zorgsector). Dat weigerde de pensioenpremies extra te verlagen om zo een loonstijging voor de verplegers en verzorgers mogeliijk te maken. Met de woorden: "Het PGGM kan het krijgen zoals het het hebben wil" , maakte premier Lubbers duidelijk, dat het kabinet de plannen voor de brede herwaardering van zolder zou halen.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten